Het bouncepercentage verlagen: volgens sommigen moet het een van de spannendste uitdagingen van een website zijn, voor anderen lijkt het wel een onoverwinnelijk euvel. Dat er niet één succesformule bestaat? Dat hoeven we jou vast niet te vertellen. Toch zijn er een aantal tips waar je maar beter rekening mee houdt. Maar vooraleer ik deze tips voor jou oprakel, blik ik even terug op de achtergrond en het belang van de zogenaamde bouncerate.
Eerst even recapituleren…
Hoewel je ook als ondernemer graag sleutelt aan jouw website, ben je nog geen marketeer. En ongetwijfeld heb je al gehoord van de zogenaamde bouncerate. Toch kan het noodzakelijk zijn om even een en ander op te frissen. Ben jij daarentegen een echte specialist? Dan kan je uiteraard meteen scrollen naar onze handige tips.
Wat is bouncerate?
De bouncerate wordt ook wel eens het bouncepercentage genoemd. Het is de verhouding tussen het aantal bounces en het totaal aantal bezoeken op jouw website of -pagina. Een bounce is hierbij een bezoek waarbij slechts 1 pagina wordt geladen. De bezoeker voert met andere woorden geen vervolgactie uit, zoals het doorklikken naar een andere webpagina of het invullen van een contactformulier. Ook indien de bezoeker naar een externe website doorklikt, is er sprake van een bounce.
Wat is bouncepercentage Google Analytics
Ook in Google Analytics kan je het bouncepercentage raadplegen. Hiervoor deelt Google Analytics het aantal sessies met een duur van 0 seconden door het totaal aantal sessies. Deze eerste groep sessies hebben niet automatisch een werkelijke duur van 0 seconden, maar omdat er geen vervolgactie was kan Google Analytics de werkelijke duur niet nagaan. In de praktijk geeft ook Google Analytics dus gewoon de bouncerate weer.
Waarom is het bouncepercentage belangrijk?
Wat de marketingfunnel betreft, is een lage bouncerate natuurlijk cruciaal. Het is immers van het grootste belang dat bezoekers ook effectief tot actie worden aangezet. Toch kunnen we bij een bounce nog niet helemaal spreken van een verloren bezoeker. Indien de webpagina kwalitatief is, kan het immers helpen bouwen aan naamsbekendheid. En zo kan diezelfde bezoeker op lange termijn alsnog een klant worden.
Hiernaast geeft het bouncepercentage ook informatie over de kwaliteit van de webpagina’s. Webpagina’s met een laag bouncepercentage worden immers als kwalitatiever ervaren. Het verlagen van het bouncepercentage staat dan ook gelijk aan het verbeteren van jouw website.
Overigens zal een hoog bouncepercentage lang niet altijd catastrofaal zijn. Een goed geschreven blog zal immers alle vragen moeten beantwoorden en zal automatisch in een hoger bouncepercentage resulteren. Dat is logisch.
Wat is een normale bouncerate?
Dat valt eigenlijk niet echt te zeggen. Dat hangt immers af van het type pagina. Maar er spelen uiteraard ook talloze andere factoren. Jouw doelpubliek, het doel van jouw website, de sector waarin je actief bent en hoe de bezoekers op jouw website terechtkomen: stuk voor stuk beïnvloeden ze het bouncepercentage. Er is met andere woorden een vrij grote marge:
- 0 tot 39%: een lage bouncerate;
- 40 tot 70%: de gemiddelde bouncerate;
- >70%: een hoge bouncerate.
De bouncerate verlagen: 7 tips om het bouncepercentage te verlagen
Ben je weer helemaal vertrouwd met het bouncepercentage? Dan is het nu tijd om het bouncepercentage te verlagen. En dat doe je aan de hand van volgende 7 tips:
- Garandeer een korte laadtijd;
- Formuleer CtA’s (Call to Action);
- Zorg dat je website op alle toestellen mooi oogt;
- Voorzie een eenvoudige navigatie;
- Zorg dat teksten relevant zijn;
- Open externe links in een nieuw tabblad;
- Stuur voortdurend bij en experimenteer.
Laat vooral dat laatste heel belangrijk zijn. Soms kan een eenvoudige wijziging, zoals het hoger plaatsen van een CtA, al in een fors verlaagde bouncerate resulteren. Andere keren kan dat net het omgekeerde effect hebben. Voeg daarom wijzigingen door en monitor het effect op jouw doelpubliek. Zo leer je al doende wat werkt en niet werkt. En zo verlaag je stap voor stap de bouncerate van jouw website.
