Naast het loon krijgen werknemers soms ook allerlei extraatjes. Een voorbeeld daarvan is een zakelijke bedrijfswagen die voor privédoeleinden mag worden gebruikt, maar denk ook aan het privégebruik van een smartphone van het werk of een tussenkomst in de internetkosten. Dit zijn zogenaamde voordelen van alle aard die net zoals de beroepsinkomsten belastbaar zijn. Alleen is het berekenen van dit voordeel behoorlijk complex, zeker als het over de auto gaat.
Toepasselijkheid van het voordeel van alle aard
Wanneer je als werkgever een bedrijfswagen ter beschikking stelt van de werknemer, ook wanneer het gaat om een leaseauto, dan is het privégebruik daarvan een voordeel van alle aard. Dit wil zeggen dat wanneer de auto enkel voor beroepsverplaatsingen wordt gebruikt, bijvoorbeeld om van het kantoor naar klanten te gaan en terug – woon-werkverkeer is ook een privéverplaatsing –, dit geen voordeel van alle aard is en er geen belastingen worden betaald. In alle andere gevallen is het noodzakelijk om het voordeel van alle aard te berekenen.
Berekening van het voordeel van alle aard
Het voordeel van alle aard wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot, de cataloguswaarde en de brandstofsoort. Verder houdt men rekening met de leeftijd van de wagen, in de zin dat de cataloguswaarde degressief wordt afgeschreven tot een minimum van 70% van de oorspronkelijke waarde.
De cataloguswaarde is de catalogusprijs in nieuwstaat, zonder korting. Hierbij houdt men ook rekening met de betaalde btw en de prijs van eventuele opties of accessoires. Wat de leeftijd betreft, begint men te rekenen vanaf de datum van eerste inschrijving en niet vanaf de productiedatum. Het eerste jaar houdt men gewoon de cataloguswaarde aan, maar vanaf het tweede jaar wordt de cataloguswaarde jaarlijks met 6% afgeschreven. Naarmate de auto ouder wordt, neemt het voordeel van alle aard af. De cataloguswaarde kan echter nooit tot minder dan 70% afnemen.
Ten slotte houdt men rekening met de CO2-uitstoot van het voertuig. Dit is er vooral om ecologische keuzes te bevoordelen. Hierbij vertrekt men van het verschil tussen de werkelijke CO2-uitstoot en een jaarlijks herzienbare referentiewaarde die dit jaar 84 g/km bedraagt voor dieselwagens en 102 g/km voor benzinemotoren.
Formule en berekening
Op basis van deze gegevens kan de volgende formule worden ingevuld:
Jaarlijks VAA = [5,5% + (CO2-uitstoot – referentiewaarde) x 0,1%) x cataloguswaarde x (6/7) x leeftijdspercentage]
Het basispercentage van 5,5% wordt met andere woorden verhoogd (werkelijke CO2-uitstoot > de referentiewaarde) of verlaagd (werkelijke CO2-uitstoot < de referentiewaarde) in functie van de CO2-uitstoot. Wel heeft men een ondergrens van 4% en een bovengrens van 18% vastgelegd. Voor een elektrische auto geldt steeds de ondergrens van 4%. Verder geldt er een minimumbedrag van het voordeel van alle aard. Dit ligt in 2021 op 1.370 euro per jaar.
Voorbeeldberekening
Neem bijvoorbeeld een dieselwagen met een catalogusprijs van 30.000 euro, ingeschreven in januari 2020 en met een CO2-uitstoot van 106 gram per km. Het leeftijdspercentage bedraagt in 2021 94% (100% – 6%). We passen in 2021 de volgende formule toe:
Jaarlijks VAA = [5,5% + (106 – 84) x 0,1%) x 30.000 x (6/7) x 94%] = € 1861,20/jaar
Neem nu dezelfde dieselwagen maar dan met een CO2-uitstoot van 98 gram per km:
Jaarlijks VAA = [5,5% + (98 – 84) x 0,1%) x 30.000 x (6/7) x 94%] = € 1667,83/jaar
Belastingtechnisch is een auto met een lagere CO2-uitstoot dus interessanter. Vanuit financieel oogpunt wil dit nog niet zeggen dat een elektrische auto, vooral door de hoge aanschafprijs, ook interessanter hoeft te zijn. Het is dan ook daarom dat de regering dit fiscaal stelsel onder handen wil nemen. In de praktijk zullen benzine- en dieselwagens vanaf 2023 elk jaar minder fiscaal aftrekbaar zijn. Dit is alvast iets om rekening mee te houden bij de aanschaf of het leasen van een nieuwe bedrijfsauto.